European Commission logo
Maak een account aan
Je kunt meerdere woorden selecteren met scheidingskomma

EPALE - Elektronisch platform voor volwasseneneducatie in Europa

Blog

Blog

EPALE-interview: De potentie van toegankelijke cultuur. Uitdagingen voor pedagogen

Interview met Rafał Lis, vrijwilligersfunctionaris en toegankelijkheidscoördinator bij het Emigratiemuseum in Gdynia. Hoe definieert hij toegankelijkheid in een culturele instelling en waarom is dit onderwerp zo belangrijk? Wat kunnen culturele instellingen doen om te voorzien in de behoeften van mensen met een handicap? Hoe kunnen ze toegankelijkheid in de praktijk implementeren? Hoe ziet de kwestie van toegankelijkheid eruit, zowel in Polen als wereldwijd? Zijn er landen die als model kunnen worden ingesteld? Wie moeten we navolgen?  

Profile picture for user NSS EPALE Nederland.
NSS EPALE Nederland

Rafał Lis.

Oorspronkelijk verschenen in het Pools, geschreven door Justyna Bednarz


       

Interview met Rafał Lis, vrijwilligersfunctionaris en toegankelijkheidscoördinator bij het Emigratiemuseum in Gdynia   

EPALE: Wat wordt er bedoeld met de toegankelijkheid van een culturele instelling en waarom is die zo belangrijk?

Rafał Lis: Toegankelijkheid is een kenmerk van een omgeving, product of dienst; het is het waarborgen van gelijke toegang voor iedereen onder dezelfde voorwaarden, zonder dat extra inspanningen nodig zijn om iets te kunnen gebruiken of ergens aan mee te kunnen doen. Deze definitie volgt, uiteraard, dezelfde lijn als het Toegankelijkheid Plus-programma en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Dit verdrag is voor mij een heel belangrijk uitgangspunt.

Toegankelijkheid is belangrijk, omdat mensenrechten en onbelemmerde toegang tot alles wat met publieksgeld wordt gefinancierd essentieel zijn. Elke man of vrouw zou dezelfde kansen moeten hebben om alles te zien en te ervaren wat culturele instellingen te bieden hebben. Zeker als je bedenkt dat het merendeel van die instellingen gefinancierd wordt uit publieke middelen.  

EPALE: Op welke manier zouden culturele instellingen moeten voldoen aan de behoeften van mensen met een handicap? Hoe kunnen ze toegankelijkheid in de praktijk realiseren?

R.L.: Ten eerste moeten instellingen in de gaten houden dat ze hun programma niet alleen ontwikkelen voor mensen met een goede leesvaardigheid, goede ogen en een uitstekend gehoor, die moeiteloos kunnen traplopen... Organisatoren van evenementen en directeuren van culturele instellingen moeten zich realiseren dat de speciale behoeften waarvan sprake is in de wet die vorig jaar is aangenomen, van toepassing kunnen zijn op mensen met een handicap, maar ook op valide mensen. Die speciale behoeften kunnen permanent zijn, maar ook tijdelijk (bijv. na een operatie).

Iemand die naar een theater, museum of workshop komt, kan bijvoorbeeld slechtere ogen hebben dan anderen. Je moet je er voortdurend van bewust zijn dat vaardigheden en behoeften per bezoeker kunnen verschillen.

Dat is de eerste stap – daar moeten instellingen zich bewust van zijn. En dat is volgens mij al wel het geval. Tegenwoordig moeten organisatoren en managers in de cultuursector erachter komen wat ze moeten veranderen om hun instellingen (beter) toegankelijk te maken. Omdat ze die kennis helaas vaak zelf niet in huis hebben, profiteren ze van de ervaring van ngo’s.

In mijn branche zijn er maar een paar ngo’s die voorlichting geven over hoe toegankelijke cultuur eruit zou moeten zien. Mogelijk is dat de reden waarom mensen met een handicap wegblijven uit culturele instellingen. Dat is de “vicieuze cirkel van ontoegankelijkheid”, zoals ik het in mijn trainingen vaak noem. Het punt is dat ze instellingen in het verleden, en vaak ook nu nog, niet konden bezoeken, omdat onze wereld is ingericht met in gedachten wat we de valide (in de meeste gevallen) man noemen. Mensen met uiteenlopende handicaps bleven weg, omdat ze ervan overtuigd waren dat er voor hen simpelweg niets te zien of te doen was. Nu beginnen sommige instellingen speciale diensten of middelen aan te bieden die hun toegankelijkheid verbeteren, maar mensen met een handicap blijven nog steeds weg. Hoe komt dat? Vaak weten ze niet, of geloven ze niet, dat het aanbod voor hen volledig toegankelijk is en zodanig georganiseerd dat voor hen een waardig, comfortabel bezoek mogelijk is.

Het is ook belangrijk om te weten welke methoden er zijn om de toegankelijkheid verbeteren. Maar het is net zo belangrijk dat je er geld voor vindt en de juiste mensen inzet die zulke methoden goed kunnen uitvoeren. Uitgangspunt moet in elk geval een goede dialoog met mensen met een handicap zijn. Een dialoog waarin mensen met een handicap gelijkwaardig en als partners worden behandeld. Helaas is dat in culturele instellingen nog geen gemeengoed.  

EPALE: Het begrip toegankelijkheid wordt vaak gereduceerd tot twee aspecten: een bouwkundig aspect (bijvoorbeeld de aanleg van een toegangsweg en brede deuren die culturele instellingen rolstoeltoegankelijk maken) en een digitaal aspect (bijvoorbeeld een virtuele tentoonstelling, die online kan worden bekeken, zodat de bezoeker zijn huis niet uit hoeft en dus ook geen beperkingen ervaart). Maar is dat niet al te simpel gedacht? En waar gaat zo’n simpele redenatie aan voorbij?

R.L.: Ik weet eigenlijk niet hoe het komt dat de aandacht in de toegankelijkheidsdiscussie vaak uitgaat naar bouwkundige aspecten en minder naar andere aspecten. Vaak vergeten instellingen zelfs helemaal dat ze ook iets kunnen doen met de toegankelijkheid van hun programma’s of communicatie, of met de inrichting van hun website. Activiteiten zijn maar zelden zo georganiseerd dat mensen met een handicap er echt aan mee kunnen doen.

Dat de bouwkundige kant zo’n grote rol speelt, heeft volgens mij te maken met de bouwvoorschriften. Als er een nieuw gebouw wordt ontworpen of een bestaand gebouw wordt aangepast, is de organisator of de directeur van de instelling verplicht om het gebouw aan te passen voor een veilig gebruik door mensen met een handicap. Dit is de eerste stap die wettelijk verplicht is en door iedereen (met wisselend succes) wordt uitgevoerd. Maar als de opening eenmaal achter de rug is, lijkt niemand zich nog verder druk te maken over de toegankelijkheid. Instellingen besteden dus wel aandacht aan de toegankelijkheid van hun gebouw, maar veel verder dan dat komen ze vaak niet. Natuurlijk zijn er in ons land ook enkele tientallen vooruitstrevende instellingen, waaronder een tiental echte uitblinkers in toegankelijkheid, die beschikbare diensten en hulpmiddelen aanbieden en rekening houden met alle doelgroepen

Als ik als opleider samenwerk met instellingen, zie ik dat hun medewerkers vaak de simpelste oplossingen die vrijwel niets kosten over het hoofd zien, zoals het gebruik van eenvoudige taal of hulpmiddelen voor online ondersteuning aan blinden. Voor een instelling is het geen al te grote moeite om boodschappen zo te formuleren dat ze voor een basisschoolleerling te begrijpen zijn, of om verklarende afbeeldingen of alternatieve teksten toe te voegen. Zeker niet als zo’n instelling een miljoenenbegroting heeft.

Nog steeds is het zo dat mensen bij gehandicapten direct aan rolstoelgebruikers denken. Als ik vraag naar de toegankelijkheid van culturele instellingen, krijg ik dan ook vaak verhalen over liften en rolstoelhellingen te horen. Directeuren van culturele instellingen denken meestal niet meteen aan hun geasfalteerde toegangsweg, of het dichte metalen rasterwerk langs de weg, waardoor bijvoorbeeld blindengeleidehonden niet mee kunnen. Vaak zijn deuren niet breed genoeg of te zwaar. Het gebeurt ook dat instellingen ervoor kiezen om aparte ingangen te maken voor mensen met beperkte mobiliteit, iets wat ik persoonlijk bedenkelijk vind.

Op mij komt toegankelijkheid vaak wat kunstmatig over. Dat maakt de nieuwe wet ook zo belangrijk, omdat daarin ook de nadruk ligt op digitale en communicatiegerelateerde toegankelijkheid. Aan de andere kant bevat de wet onvoldoende informatie over beschikbare programma’s, d.w.z. er wordt geen opsomming gegeven van instrumenten die kunnen worden gebruikt om een toegankelijke workshop of voorstelling te realiseren. Daarom zou naar mijn mening een aanvullende verordening met een toelichting op hoe kan worden gezorgd voor een toegankelijke cultuur veel toevoegen.

Wat me ook zorgen baart, is het volgende: bij door de overheid gefinancierde infrastructuur wordt veel gesproken over universeel ontwerpen, maar als het over cultuur gaat, dan gaat de discussie meestal over het aanpassen van dingen die er al zijn. Bijvoorbeeld: een beroemde regisseur of dichter maakt iets en de educatieve afdeling of de toegankelijkheidscoördinator herinterpreteert dit werk vervolgens voor groepen mensen met een handicap. In Polen is er bijna niemand die een gesprek over een nieuw evenement begint met: “Regisseur, kunstenaar, we laten je de middelen zien die je bij het maken van je kunst kunt gebruiken, zodat een blinde onder gelijke voorwaarden van jouw product kan genieten. Wat ik graag zou zien, is dat grote instellingen kiezen voor universeel ontwerpen, in plaats van opdracht te geven tot ontoegankelijke werken en die vervolgens toegankelijk te maken.

EPALE: Hoe is de situatie rond toegankelijkheid in Polen en wereldwijd? Zijn er landen die als voorbeeld kunnen dienen? Aan wie kunnen we ons spiegelen?

R.L.: Het zal geen verrassing zijn als ik zeg dat ik vooral kijk naar Scandinavië, de Benelux en het Verenigd Koninkrijk. Al in de jaren zeventig werden hier instellingen ingericht die toegankelijk waren voor mensen met een handicap en was ondertiteling op televisie heel gebruikelijk. En dat is zelfs nu nog zo.

Als buitenlands voorbeeld wil ik graag het Victoria and Albert Museum in Londen noemen. Daar hebben ze een uitgebreid team dat zich specifiek bezighoudt met toegankelijkheid. Dit team staat zelfs onder leiding van een blinde. Als mensen mij vragen waarom een georganiseerde aanpak van de toegankelijkheid in culturele instellingen nodig is, dan zeg ik altijd: we willen teams van mensen met verschillende handicaps, die er samen voor zorgen dat instellingen aan hun behoeften worden aangepast. Zij weten zelf tenslotte het beste wat ze nodig hebben!

Op dit moment zijn mensen met een handicap betrokken in de rol van extern expert of voorlichter. Zo behartigen ze hun eigen belangen en dat is natuurlijk de kers op de taart in de hele discussie over toegankelijkheid. Helaas heeft waarschijnlijk in heel Polen geen enkele instelling een speciale toegankelijkheidsafdeling. De nationale kunstgalerie Zachęta in Warschau heeft wel een eigen toegankelijkheidsteam, dat deel uitmaakt van de voorlichtingsafdeling. Het is een begin. Maar of het een aanzet is tot meer? De tijd zal het leren.

EPALE: In een interviews gaf u aan dat instellingen een toegankelijkheidscoördinator zouden moeten hebben, of liever nog een toegankelijkheidsteam, omdat één specialist lastig kan oordelen over verschillende soorten handicaps. Zijn er op de Poolse markt wel genoeg van dit soort deskundigen? En zo niet, hoe kunnen we dan zorgen voor meer kennis, waar kunnen mensen worden opgeleid?

R.L.: Om die vraag goed te kunnen beantwoorden, zou ik de markt moeten kunnen analyseren. Maar volgens mij zijn er nog steeds te weinig van dit soort deskundigen. Dat is in 2020 gebleken. Aan de ene kant moesten we ons voorbereiden op de uitvoering van de voorschriften van de toegankelijkheidswet – dat was al bekend. Maar daar kwam de pandemie nog bovenop, die zorgde voor een digitale verschuiving. Opeens waren opvallend veel culturele instellingen actief op internet (iets waar we volgens mij nog niet klaar voor waren). Bovendien begonnen instellingen als het Poolse Nationaal Cultuurcentrum in hun aanbestedingseisen bepalingen over toegankelijkheid op te nemen. Ze legden toegankelijkheidseisen op of vroegen gegadigden op zijn minst hoe zij van plan waren aan de toegankelijkheidseisen te voldoen, bijv. op digitaal vlak. Plotseling moest iedereen een bepaalde mate van toegankelijkheid garanderen, of in elk geval aangeven dat te zullen doen om voor financiering in aanmerking te komen. Ik moet toegeven dat mensen die zich bezighouden met toegankelijkheid, het kort voor de sluiting van de indientermijn ontzettend druk hebben gehad. Dat laat wel zien dat deze groep mensen nog altijd heel krap is.

In bredere zin moeten we wel zeggen dat er in Polen gelukkig wel mensen zijn met ruime ervaring, die zich al tientallen jaren inzetten voor de belangen van mensen met een handicap. Zij zijn het vaak die tijdens een bezoek aan instellingen leemten in de toegankelijkheid opvullen. Daarom zijn er organisaties die scholing aanbieden, zoals de stichting Fundacja Kultury bez Barier, de stichting Katarynka of de Polska Bez Barier stichting. Sommige lokale overheden hebben deskundigen in dienst die verantwoordelijk zijn voor de toegankelijkheid van infrastructuur of van activiteiten die door deze overheden worden gefinancierd, zoals in Łódź, Warschau en Gdynia. Deskundigen zijn ook te vinden op universiteiten of academies, zoals docenten blinden- en dovenpedagogiek, die voortdurend te maken hebben met mensen met een handicap. Ik denk dat er in het hele ondersteuningsmilieu voor mensen met een handicap mensen te vinden zijn waar we heel veel van kunnen leren en dit hoeven niet per se mensen op het culturele vlak te zijn.

Er bestaat geen school die zijn studenten specifiek opleidt tot coördinator culturele toegankelijkheid. Het is iets wat je gedurende je leven leert, met vallen en opstaan. Toch zijn er wel enkele organisaties te noemen die alle lof verdienen voor hun activiteiten op dit gebied, zoals het Nationaal Instituut voor Museologie en Collectiebescherming (NIMOZ) of het Nationaal Cultuurcentrum, die zich al jaren inzetten voor de ontwikkeling van trainingsprogramma’s die de kennis over de toegankelijkheid van cultuur in Polen vergroten.

EPALE: Als we het hebben over toegankelijkheid van culturele instellingen, welke educatieve activiteit voor volwassenen is je dan met name bijgebleven?

R.L.: Ik vind dat er heel veel instellingen in Polen zijn die interessante dingen met toegankelijkheid doen, maar omdat ik die niet allemaal kan noemen, beperk ik me tot een aantal voorbeelden. In ben bijvoorbeeld erg onder de indruk van het Museum voor de Geschiedenis van de Poolse Joden – POLIN. Dit museum heeft een interessante kijk op de coördinatie van toegankelijkheid. De toegankelijkheidscoördinator die er werkt, voert het werk niet zelf uit (zo maakt ze zelf geen audiodescripties), maar coördineert het werk van een groot museumteam. De manier waarop Wioletta Jóźwiak naar toegankelijkheid kijkt, is een voorbeeld van een holistische benadering van toegankelijke evenementen. Zo organiseerde ze het “museum voor de zintuigen” voor mensen met een verstandelijke beperking of autisme. Tijdens een concert in het kader van dit evenement zaten bijvoorbeeld mensen met een beperking op het podium, op gelijke hoogte met de muzikanten. Het geluid werd niet elektronisch verwerkt, waardoor de muziek veel gemakkelijker te beluisteren was. Er werd ook rekening gehouden met mensen met zintuiglijke overgevoeligheid. Zo was er gezorgd voor gedimd blauw licht, plaatsen om te zitten en koptelefoons die konden worden opgezet als iemand behoefte had aan een pauze. Hierdoor hoefde niemand voortijdig de zaal te verlaten, wat weer storend zou kunnen zijn voor andere bezoekers van het concert.

Iets soortgelijks doet Galeria Labirynt in Lublin. Hier wordt moderne kunst tentoongesteld en worden activiteiten georganiseerd waarmee de situatie van mensen met een handicap onder de aandacht word gebracht. Tijdens speciale tentoonstellingen en evenementen vertellen mensen met een handicap anderen over hun perspectief en ervaringen. De galerie werkt al drie jaar nauw samen met een dove die bij de galerie in dienst is en lessen gebarentaal verzorgt, vertaald in fonetische taal. Daarnaast verzorgt Agata Sztorc, hoofd van het educatieve team van de instelling, veel evenementen voor blinden en slechtzienden. Een voorbeeld is de tentoonstelling waar slechtziende bezoekers tactiele kunst (kunst die wordt ervaren door aanraking) konden ervaren gemaakt door blinde of slechtziende kunstenaars. Ik had de eer co-curator te zijn van zo’n tentoonstelling in het Labyrinth. Ook organiseren ze sinds kort stadswandelingen, waarbij mensen met een visuele handicap vertellen over hun ervaringen met een specifiek deel van de stad. Dit zijn belangrijke evenementen omdat ze laten zien waar we het aan het begin van dit gesprek over hebben gehad, namelijk dat niet iedereen de wereld om zich heen kan waarnemen op de manier die we van hen verwachten. 

EPALE: Hoe moet de toegankelijkheid van een instelling worden beoordeeld? Hoe zou je een controle op dit aspect moeten organiseren? Op welke punten moeten we dan letten?

R.L.: Dat is een heel moeilijke vraag. Toegankelijkheid is van invloed op werkelijk elk aspect van de activiteiten van een instelling. Volgens de vorig jaar in werking getreden wetgeving moeten instellingen ook aangepast zijn aan de behoeften van potentiële medewerkers met een handicap.

Bouwkundige toegankelijkheid gaat over de communicatie in het gebouw, de toegang tot het gebouw, de overgang van de ene naar de andere verdieping, bewegwijzering, etc. Maar ook digitale toegankelijkheid is belangrijk. Uitgangspunt daarbij is een toegankelijke website en toegankelijke informatieverstrekking, met betrouwbare informatie over of de instelling wel of niet toegankelijk is.

Ik vertel mensen vaak dat toegankelijkheid niet schaalbaar is. Je kunt niet zeggen dat jouw instelling 50% toegankelijk is. Iets is toegankelijk of niet. Je kunt als instelling wel in alle eerlijkheid zeggen dat je “werkt aan verandering”.

Toegankelijkheid is heel complex. Daarom zou elke culturele instelling een persoon moeten hebben die de personeelsafdeling kan adviseren als een blinde sollicitant zich meldt, en die de PR-afdeling kan vertellen hoe deze moet communiceren over de toegankelijkheid van evenementen en instellingen. En natuurlijk is ondersteuning door externe experts en mensen die zelf een handicap hebben ook nuttig. Gelukkig zijn er voor bijvoorbeeld bouwkundige aspecten, het programma of de website van een instelling, een aantal audits die door externe bedrijven of ngo’s kunnen worden uitgevoerd.

EPALE: Hoe moeten we de wereld laten weten dat onze instelling toegankelijk is? Hoe kunnen we mensen met een handicap aanmoedigen om ons te bezoeken en actief deel te nemen aan ons aanbod?

R.L.: Ik vind dat je eerlijk en objectief over toegankelijkheid moet communiceren. Het is nu namelijk nog moeilijk om een instelling te vinden die op toegankelijkheidsgebied alles helemaal voor elkaar heeft. Hetzelfde geldt voor evenementen. Er zijn geen voorbeelden van inclusieve evenementen die 100% voor iedereen toegankelijk zijn en rekening houden met ieders individuele behoeften en vermogens. Daarom moet er betrouwbare informatie worden gegeven over mogelijke belemmeringen op bouwkundig en communicatief vlak, die mensen tijdens een bezoek kunnen ervaren. Het is belangrijk dat we op de hoogte zijn van normen of procedures, zodat we steeds op nieuwe ontwikkelingen kunnen reageren.

Bij grote evenementen is ook cruciaal hoe aanmeldingen worden geregistreerd. Het is belangrijk of het inschrijfformulier ook een vraag bevat over de behoeften van onze mogelijke bezoeker. Je kunt bezoekers vragen of ze hulp nodig hebben, en waarmee, en of ze wellicht samen met een begeleider willen komen, die ook weer op verschillende manieren door de instelling kan worden geholpen.

We moeten aandacht besteden aan de hele “weg van toegankelijkheid”, zoals ik het noem. Toegankelijkheid begint al in het appartement waar iemand met een handicap woont. Bouwkundige belemmeringen in zijn directe omgeving kunnen al een barrière vormen voor het bezoeken van een bepaalde instelling. De toegankelijkheid van een instelling begint dus al bij de bezoeker thuis. Veel bezoekers lopen we al mis omdat ze vastzitten in een flat zonder lift en geen hulp kunnen inschakelen. Je kunt je afvragen hoe ver culturele instellingen moeten gaan om in de behoeften van hun bezoekers te voorzien. Ligt hier een taak voor de instellingen of is dit de verantwoordelijkheid van de lokale overheid?

Het is ook heel belangrijk om behoeften duidelijk in kaart te brengen. We kunnen alleen verwachten dat iemand naar ons toe komt, als we die persoon van tevoren vragen of hij het interessant vindt wat we doen en die vraag ook beantwoord krijgen. Ik zal een korte schets geven van onze situatie. We hebben eerst onderzocht welke activiteiten interessant zouden kunnen zijn voor dove ouders en kinderen in Lublin. Ze bleken onze educatieve activiteiten over het algemeen te waarderen, maar ze zouden het leuk vinden om mee te doen aan activiteiten waarin het concept muziek werd uitgelegd, zodat ze beter konden begrijpen wat muziek is. Deze specifieke groep had in het lesprogramma op school niet veel activiteiten gehad rond vibratie, muziek en ritme. Toen we vervolgens zo’n activiteit organiseerden, hadden we een recordaantal deelnemers. Het was voor ons een reden om een samenwerking aan te gaan met een charismatische drummer. Door middel van de vibraties die haar instrumenten produceerden, kon zij de doven laten ervaren wat muziek, geluid en ritme zijn. En ook belangrijk: dit alles gebeurde in een inclusieve setting, waarbij zowel dove als horende kinderen aan de lessen meededen.

Het is mijn persoonlijke mening dat mensen met een handicap sneller aan iets zullen meedoen dat niet alleen voor hen wordt georganiseerd, maar toegankelijk is voor iedereen, waarbij iedereen gelijke kansen krijgt en op een prettige manier kan meedoen.

Ik moet bekennen dat ik een grote aversie heb tegen de manier waarop toegankelijkheid soms gerealiseerd wordt door een kleine culturele instelling te creëren binnen een grotere, bijvoorbeeld een galerie voor doven of een theater voor blinden binnen een culturele instelling voor het algemene publiek. In zo’n situatie moet iemand die lessen verzorgt, besluiten wat wordt aangeboden aan mensen met een specifieke handicap en worden er individuele lessen alleen voor een specifieke groep gehandicapten gegeven. Elk jaar worden er tientallen evenementen en optredens georganiseerd, maar slechts één met audiodescriptie en één met ondertiteling. Dit zeg ik natuurlijk met enige ironie en ik wil benadrukken dat ik begrip heb voor de positie van de culturele instellingen, die niet de middelen hebben om 100% toegankelijkheid te bieden. Geen enkele instelling trekt een dusdanig publiek dat (wat de organisator betreft) voldoende bezoekersaantallen kunnen worden gehaald en tegelijk een uitgebreid toegankelijk programma kan worden aangeboden. Jammer genoeg.

EPALE: U bent kunsthistoricus en verzorgt audiodescripties bij kunst. Denkt u dat elk kunstwerk zich leent voor zo’n beschrijving?

R.L.: Ja, absoluut! Voor alle objecten en kunstwerken kan een audiodescriptie worden gemaakt, waarin wordt verteld wat er “te zien” is.    

EPALE: Hoe leer je zoiets?

R.L.: Audiodescriptie lijkt eigenlijk heel erg op vertalen. Je vertaalt iets wat je kunt zien in iets wat je kunt horen. Ik heb dus niet de illusie dat je altijd alles 100% kunt overbrengen. Maar mensen houden van verhalen, van verhalen vertellen. Ik heb het geluk dat ik kunstgeschiedenis heb gestudeerd. Dat is nogal een nichevakgebied. Deze studie leert je aan de ene kant kijken en waarnemen, en aan de andere kant hoe je kunt praten over wat er te zien is. Studenten die deze studie volgen, leren hoe ze objecten op professioneel niveau kunnen beschrijven. Voor hen is het gemakkelijker om een audiodescriptie te geven van een object, omdat ze gewend zijn kunstwerken of architectuur gestructureerd te beschrijven. Zij kunnen een bepaalde volgorde aanhouden, bijv. beginnen met een beschrijving van de belangrijkste details en van daaruit toewerken naar de minder belangrijke details. Of als dat niet mogelijk is (omdat het object bijvoorbeeld abstract is), kunnen ze hun verhaal opbouwen aan de hand van een bepaalde volgorde of schema. Een beschrijving van een kunstwerk is natuurlijk nog geen audiodescriptie.

Bij audiodescriptie, als hulpmiddel of dienst, wordt er een bepaald formeel kader gevolgd, dat bepalend is voor de lengte van de tekst, de lengte van de opname en de manier waarop een verhaal is opgebouwd. Maar ik weet zeker dat iedereen het kan leren.

Wat ik het vaakst en ook het liefste doe is live audiodescriptie. Dat ligt me. Ik hoop dat mijn publiek dat ook vindt. Bij een live audiodescriptie kan ik de reactie van mijn publiek zien, door te kijken naar hun lichaamstaal. Ik kan ook simpelweg vragen of ze het met me eens zijn, of ze het object op dezelfde of een vergelijkbare manier ervaren als ik. Uiteraard moet audiodescriptie wel objectief zijn, er is geen ruimte voor mijn persoonlijke mening. Wat ik belangrijk vind tijdens een live audiodescriptie, is dat ik kan praten over hoe een kunstwerk “wordt gezien”, d.w.z. hoe het proces van het bekijken en analyseren van een object verloopt. Want in de kunst, en vooral in de moderne kunst, speelt de kunstenaar vaak met zijn eigen perceptie en die van de kijker.

Mijn favoriete voorbeeld is een foto van een kunstenaar – een kader voor een open mond, met alleen het onderste deel van het gezicht. Maar er is een twist! Pas na enige tijd, als de kijker dichterbij komt, blijkt dat het helemaal geen gezicht is, maar een deel van een kunststof afgietsel van het hoofd van een mannequin. Toen ik een audiodescriptie voor dit object schreef, deed ik het voorkomen alsof er op de foto een menselijk gezicht te zien was. En pas toen mijn verhaal het punt bereikte waarop ik de details van de tanden beschreef, werd de hele illusie verbroken. Het is lastig te beschrijven. Alle tanden in de gefotografeerde kaak waren even groot en hadden dezelfde vorm, wat er heel kunstmatig uitzag. Hierdoor zou de kijker zich realiseren dat het niet om een menselijk gezicht ging. Maar dat kon je pas zien als je de foto van dichterbij bekeek. Daarom spitste ik mijn verhaal langzaam toe op de details van de tanden en onthulde ik toen pas dat het om een mannequin ging. Ik wilde dat mijn publiek hetzelfde zou ervaren als ikzelf. Als ik zou zijn begonnen op de manier die sommige descriptoren aanbevelen, dan zou mijn verhaal ongeveer als volgt hebben geklonken: “Op deze foto zien we de onderkaak van een mannequin.” Einde van de audiodescriptie. Natuurlijk overdrijf ik hier een beetje. Het was volgens mij de bedoeling van de kunstenaar om voor een verrassingselement te zorgen, namelijk dat het niet gaat om een grimassend vrouwengezicht, maar om het gezicht van een mannequin.

Het interessante is dat audiodescripties niet alleen kunnen worden gebruikt voor mensen die blind of slechtziend zijn. Je kunt ze gebruiken voor iedereen die, om wat voor reden dan ook, niet in staat is om een specifiek iets te zien. Zulke beschrijvingen helpen vaak ook mensen die wel gewoon kunnen zien.

Audiodescripties zijn ook een interessant hulpmiddel voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze worden gebruikt om op een gestructureerde manier te praten over wat er op een complexe foto of aan een complexe installatie te zien is. Het is me al vaak genoeg gebeurd dat iemand uit het publiek tijdens mijn audiodescriptie uitriep: “Ja, precies!”. Ik heb ook weleens een audiodescriptie van een object gegeven voor de kunstenaar zelf. Dat is wel spannend, omdat je dan niet echt die hele galerie-museum-curator-context hebt. Maar gelukkig heb ik tot nu toe alle kunstenaars te vriend kunnen houden.

Als we het hebben over toegankelijkheid, zijn we al snel geneigd om mensen in hokjes te plaatsen – mensen die niet kunnen zien, mensen die niet kunnen horen en mensen die moeite hebben om informatie te begrijpen en verwerven. En voor al die groepen ontwikkelen we specifieke hulpmiddelen. Maar als we in de praktijk met toegankelijkheid aan de slag gaan, blijkt vaak dat hulpmiddelen voor de ene groep ook nuttig kunnen zijn voor andere groepen. Bovendien is wat nuttig is voor mensen met een handicap ook nuttig voor mensen zonder handicap. Elk hulpmiddel dat is ontwikkeld voor mensen met een handicap, komt ook ten goede aan andere mensen. Bijvoorbeeld omdat zij zich prettig en veilig voelen doordat ze dingen samen met anderen kunnen delen en gebruiken.    

EPALE: Wilt u zelf nog iets kwijt?

R.L.: Ik ben er echt van overtuigd dat de taak van een pedagoog is om de wereld de waarheid te vertellen. Dat probeer ik dus zelf ook te doen. Ik probeer te laten zien dat er mensen zijn die minder kansen hebben en lijden onder sociale uitsluiting. Ik vind het belangrijk om in mijn werk ook de mensen waar het om gaat een stem te geven. Ik laat daarom mensen met een handicap zo vaak mogelijk zelf aan het woord.

Afsluitend wil ik graag benadrukken dat ik veel over het leven en over mijzelf heb geleerd doordat ik mensen om me heen heb die blind zijn. Ik ken gebarentaal, heb veel gewerkt met mensen met een verstandelijke beperking of autisme. Als ik mezelf nu vergelijk met hoe ik was voordat ik me bezig ging houden met toegankelijkheidsproblematiek, dan vind ik dat ik een veel beter mens ben geworden. En dat is iets wat ik iedereen toewens.      

EPALE: Hartelijk dank voor uw tijd.

    

Rafał Lis – Kunsthistoricus, opleider en sociaal activist. Op dit moment is hij als vrijwilligersfunctionaris en toegankelijkheidscoördinator verbonden aan het Emigratiemuseum in Gdynia. Hij zet zich in voor toegankelijke kunst en cultuur en is één van de eerste toegankelijkheidscoördinatoren van Polen. Hij heeft processen op het gebied van toegankelijkheid geïmplementeerd bij culturele instellingen en bedrijfsondersteunende instellingen. Hij begon zijn activiteiten op het gebied van toegankelijkheid door samen te werken met doven en slechthorenden in projecten rond kunst in openbare ruimten en domeinen.

Hij schrijft audiodescripties bij kunstwerken en architectuur; zijn passie is live audiodescriptie. Hij is medeauteur van publicaties in eenvoudig leesbare en eenvoudig te begrijpen tekst, zoals informatiegidsen voor culturele instellingen en openbare ruimten. Hij is een opleider gespecialiseerd in het werken met mensen met een verstandelijke beperking of autisme, en begeleider van mensen met een handicap. Daarnaast coacht hij ook een amateur-soundballteam. Hij is lid van het Netwerk van toegankelijkheidsleiders bij de Fundacja Kultury bez Barier. En winnaar van de 1e editie van de Bogna Olszewska-beurs. Hij werkte onder meer samen met de European Foundation for Urban Culture, Gallery Labirynt in Lublin, het Museum voor moderne kunst in Warschau, CSW Łaźnia in Gdańsk en Entrepreneurship Incubator STARTER in Gdańsk.

(foto: Marcin Pietrusza)

 

 

EPALE interviews.

Login (13)

Commentaar

Profile picture for user monsch.
Monika Schmeichel-Zarzeczna
ma, 07/27/2020 - 10:32

Żeby kultura stała się dostępna potrzeba przede wszystkim wsparcia w przygotowaniu i podniesieniu kompetencji pracowników wszystkich szczebli ale też (a może przede wszystkim) organizatorów instytucji kultury. Za edukacją muszą iść również finanse. I to zarówno w małych jak i dużych instytucjach. Czasami wydaje się że instytucja z wielomilionową dotacją może pozwolić sobie na wszystko - a to jest mrzonka - jak się popatrzy na prowadzone działania, ilość pracowników (z i tak bardzo niskimi wynagrodzeniami) i np. wydatki związane z opłacaniem siedzib, materiałów etc.. to wyjdzie, że nie ma nawet złotówki na dodatkowe usprawnienia (pomijając już fakt, że efektem pandemii jest masowe obcinanie budżetów instytucjom kultury.). Potrzeba rozwiązań kompleksowych i systemowych, które wesprą instytucje w przygotowaniu programów dostępnych. A w kulturze jak to zwykle bywa - postawimy wymagania a pracownicy staną na głowach aby im sprostać.
Login (0)
Profile picture for user amurski.
Marta Kosińska
di, 07/21/2020 - 08:05

Rzeczywiście wciąż dominuje sposób projektowania wydarzeń dostępnościowych polegający na tym, że do gotowego "produktu" edukatorzy usiłują "dorobić" nakładkę dostępnościową. Brakuje myślenia projektującego wydarzenia dostępnościowe od podstaw, wraz z reżyserami, artystami i innymi twórcami. Edukatorka/edukator powinni być współproducentami bądź koordynatorami działań w instytucji, a nie osobnym działem. 
Login (0)

Wil je een andere taal?

This content may also be available in other languages. Please select one below
Switch Language

Want to write a blog post ?

Don't hesitate to do so!
Click the link below and start posting a new article!

Laatste discussies

TreeImage.
NSS EPALE Vlaanderen

Wat staat er in de jobomschrijving van de centrumcoördinator?

'It's lonely at the top' voor de directeur van een centrum voor volwasseneducatie. Dat gevoel staat nergens beschreven in vacatures.
Dit is een oproep van om jobomschrijvingen te delen én een uitnodiging om het over het gevoel van eenzaamheid, of andere gevoelens, aan de top van een organisatie te hebben.

Meer
Profile picture for user Karine Nicolay.
Karine Nicolay

EPALE Discussie: Wat kunnen we doen om de volwasseneneducatie beter te maken voor mensen met een beperking?

In juni richt EPALE de schijnwerpers op hoe mensen met een beperking kunnen bijleren. We horen graag van jou hoe we volwasseneneducatie voor mensen met een beperking kunnen verbeteren. De schriftelijke discussie (in het Engels) zal plaatsvinden op 8 juni om 14 uur (CEST).
Meer

Latest News

Komende evenementen